Vragenuur Nieuwe Stijl
07 oktober 2014
De dinsdagmiddag-tv met de live uitzending van het mondelinge vragenuur door de NOS trekt nog altijd veel kijkers. Maar soms is het onoverzichtelijk voor de kijker. Relatief onbekende Kamerleden gaan eerst met een minister en ook nog met elkaar in debat. Dit is voor de gemiddelde kijker vaak verwarrend.
De gedetailleerde vragen zijn meestal niet bijster origineel. Als je in het weekend t nieuws volgt en op maandag de kranten leest weet je al wat er gaat komen. De kijker ziet een vrijwel lege zaal met slechts een handjevol parlementariërs. Dat maakt geen goede indruk.
Vele malen is geprobeerd het vragenuur levendiger en aantrekkelijker te maken. Ik probeerde het in 2003 vergeefs met een mobiel spreekgestoelte, waardoor de vragensteller recht tegenover de minister kwam te staan. Ook het instellen van minder spreektijd en het beperken van het stellen van extra vragen heeft niet geleid tot een dynamisch en inhoudelijk attractief debat. Veranderingen gingen steeds over de vorm en resulteerden niet in het doel van een aantrekkelijker vragenuur.
Bij een echt levendig vragenuur denkt men vaak aan het “Question Hour” in het Britse Lagerhuis. Dit is in Nederland echter niet te realiseren. Ons parlement is in geen opzicht vergelijkbaar met het Britse. In het Verenigd Koninkrijk zijn veel minder fracties en bestaat een volledig andere debatcultuur. En ook daar krijgen de burgers vaak na enige tijd genoeg van het vragenuur, dat meer als cabaret dan als politiek wordt gezien. Het Britse satirische programma Spitting Image werd mede hierdoor een regelrechte kijkcijferhit.
Het instellen van een wekelijks vragenuur met de Minister-president zal de aantrekkelijkheid van het debat zeker vergroten. Helemaal wanneer de vragen niet van tevoren bekend zijn en ze alleen door de fractievoorzitters worden gesteld. Door de bekendheid bij het grote publiek van fractievoorzitters en Minister-president zal de belangstelling voor het vragenuur toenemen. Het is staatsrechtelijk ook juist om de Minister-president meteen na het weekend in de Kamer te ondervragen over de informatie die hij de vrijdag daarvoor, na de Ministerraad, aan de pers heeft verstrekt.
In ons staatsbestel is de Minister-president primus-inter-pares en niet de “baas” van de andere ministers. Dat dwingt de fractievoorzitters in het vragenuur "nieuwe stijl" er toe hun vragen toe te spitsen op hoofdlijnen, omdat anders de Minister-president steeds zal moeten verwijzen naar de vakministers. Ook dat zal bijdragen aan een grotere aantrekkelijkheid van het vragenuur, omdat het niet in oneindig veel details verzandt.
Zoals we hebben gezien bij de laatste Algemeen politieke beschouwingen is premier Rutte zeer goed in staat om een begrijpelijk, inhoudelijk debat op hoofdlijnen te voeren. Hij is dan ook precies de goede Minister-president om het vragenuur "nieuwe stijl"mee te starten.
Om de levendigheid en geloofwaardigheid van het vragenuur optimaal te vergroten moet er sprake zijn van meer dualisme. Fractievoorzitters van de coalitiepartijen (en de “constructieve” oppositie) moeten de Minister-president kritisch ondervragen. Van opzetjes om de premier een platform te bieden over van tevoren gemaakte afspraken mag geen sprake zijn. Daar prikken de kiezers snel doorheen.
Als het voorstel van Kamervoorzitter Van Miltenburg op deze manier in de praktijk wordt ingevuld kan het zeker een groter succes worden dan mijn mobiele spreekgestoelte in 2003.
Archief